In het Heerenschoolbos leeft de wijngaardslak, de grootste slak in Nederland. Deze soort is ooit door mensen vanuit Zuid-Europa verspreid. Dat gebeurde al door de Romeinen. Maar ook rond kloosters is de soort vaak verspreid, mogelijk in de periode dat monniken geen vlees aten. Vermoedelijk zijn de Katwijk Binse wijngaardslakken een overblijfsel uit de tijd waarin monniken hun studenten onderwezen in het Missiecollege. Door de jaren heen is de wijngaardslak altijd een populaire snack geweest, zelfs de Romeinen waren er al dol op. Het beestje ging vorige eeuw bijna aan zijn populariteit ten onder. Vanaf 1974 is de wijngaardslak daarom een beschermde soort: je mag ze niet meer uit de natuur halen.

In de winter graven ze zich in en dekken hun huisje af met een tijdelijk afsluitplaatje van verhard slijm, het epifragma. In het voorjaar komen ze weer tevoorschijn om te paren. Wijngaardslakken zijn, net als andere slakken, hermafrodiet: ze zijn zowel man als vrouw en kunnen elkaar bevruchten. Dat doen ze in een soort liefdesdans die wel 24 uur kan duren. Tijdens die paring prikken ze elkaar met puntige, ‘liefdespijlen’ waarmee ze hormonen afgeven. Daarna zoekt de moeder een holletje op in de grond en legt daar haar eitjes in. De eerste jaren zijn de slakjes kwetsbaar voor jagers, zoals egels, spitsmuizen en zelfs loopkevers. Maar als ze eenmaal volwassen zijn – ze kunnen 12 jaar oud en 5 centimeter lang worden – dan biedt hun stevige huisje voldoende bescherming tegen hongerige dieren.